Home 2016 Afrika
Category:

2016 Afrika

We zijn net klaar met pakken. De auto is schoon en we rijden over twee uur richting het vliegveld Husea Kutako in Windhoek. 


We hebben een erg mooie reis achter de rug. 5 1/2 weken zijn we met onze Land Rover vanaf Lusaka/Zambia vooral in het noorden van Namibië tot Windhoek gereist. Zo als elk jaar geeft ons elk land en zo ook Namibië een helemaal eigen ervaring.  

In Namibië leven maar 2.2 mio mensen omdat het een van de droogste en heetste landen zuidelijk van de Sahara is. De levensomstandigheden zijn zwaar – water is de grote uitdaging en dit jaar bijzonder – voor mensen en dieren. Vorige week heeft de president van Namibië het waterprobleem als probleem nr 1 uitgeroepen – nog nooit was het zo erg. In de natuurparks word water via solar en pompen diep uit de grond gehaalt om de weinige waterholes te vullen. De dieren kunnen zo in de parks blijven en moeten niet op zoek naar water of voedsel  verder trekken. Hoe de mensen het in deze droge gebieden doen is ons een raadsel. Soms zie je een windmolen die een pomp aandrijft om een opvangbekken te vullen.  

Er zijn in tegendeel tot andere Afrikaanse landen nauwlijks mensen te zien. We komen niet in contact met de bevolking en krijgen zo ook weinig over hun leven mee. De steden hebben een Europese standaard met veel blanke inwoners en super moderne shoppingmalls. Maar op weg er naartoe zien we geen mensen op fiets of per voet die kippen, geiten, hout of zakken met mais op hun hoofd dragen om het in de stad te verkopen – geen standjes met tomaten langs de straten – het is te droog om iets aan te bouwen en ook nog te verkopen. Wat moet het leven hard zijn voor de runder farmers die proberen het vee onder deze omstandigheden te voeden. We praten met een boer die de vergunning heeft om zebra’s te schieten en het vlees te verkopen omdat ze het beetje gras dat over is om zijn koeien te voeren opvreten. 

We kregen 1,5 kilo mee en hebben er heerlijk van genoten nadat we het op onze braai bij zonsondergang gegrild hebben. 


Het afrikaanse leven op straat hebben we wel erg gemist – maar daarvoor ongelofelijk mooie landschappen en natuur geboden gekregen. Het noorden westen is zo wijd en elke 100 km wisselt het landschap van grote vlakten, rotsige bergketens, droge rivierbeddingen naar steenwoestijnen. 

Het was werk voor de Laro en een uitdaging om 4×4 te rijden – meer als alles wat we de anderen jaren zijn gereden. Super hoe de auto het nu weer heeft gedaan, wat een sterke auto. 

Onze banden die we vorig jaar nieuw hadden meegenomen zijn hard gesleten. Geen wonder bij deze wegen. 

De hoofdwegen zijn prima te rijden: asfalt zonder potholes, of witte of rode gravel. 

Namibië is zeker ook hierdoor een land waar “afrika-beginners” starten om zelf een auto te huren en een trip met of zonder guide te ondernemen. Alle touristische plekken zijn prima zelf met een gewoen voertuig te bereiken. Overal zijn er conservation areas en we moeten vooral oppassen geen wild op de straat te raken. De waarschuwingen zijn leuk en ook terecht! 

De kans om als dier overreden te worden schijnt voor sommige soorten doodsoorzak nr 1 te zijn. 

We hebben overal waar het was toegestaan wild gecampeerd. Maar het was ook geen probleem een campsite te vinden. Meestal zijn het blanke Africanen of Europeanen die een Lodge of campsite runnen. We kiezen vaak voor de Community Campites die zijn prima en liggen vaak mooi en het geld komt het dorp tegoed. We missen aan onze Laro een watertank voor een douche. Vooral bij het wild camperen moeten we na een stoffige dag met washand en heel weinig water wassen en dan missen we de “luxe” douche. Voor het drinken hebben we weer al ons water met een filter van Karhadyn gefiltert – en ook dit jaar is niemand ziek geweest. 

Het blijkt te werken en spaart veel geld en ruimte voor drinkwater uit. 

Het was weer mooi om in de daktenten te slapen – het is alsof we buiten slapen. Soms met onverwacht bezoek.


Soms helemaal rustig, soms met het gebrul van een leeuw of het “hoesten” van een leopaard. 

De jongens worden te groot nu – het zitten op de achterbank wordt wel erg krap. We weten nog niet hoe we verder reizen en wat we met de Laro gaan doen. Nu hebben we haar gestalt bij een vader en zoon in Windhoek die Land Rovers lief hebben en repareren. 

0 FacebookEmail

Sossusvlei is voor velen de hoofdattraktie van Namibië en zeker een van de doelen van iedere tourist. De bekende duinen van oranje zand zijn in elk magazine, flyer of films over Namibië te zien. Het ligt in de Namib woestijn, een 30.ooo km2 grote zoutvlakte met opgeworpen 300 m hoge oranje zandduinen.  


Sossusvlei is de naam van een duin die via een 65 km asfalt! straat vanaf Sesriem te bereiken is. 

Om vroeg bij het prachtige ochtendlicht de duinen te kunnen beklimmen willen we al in het park op de campsite in Sesriem staan. Alleen vanaf hier kunnen we al om 5:30 (een uur vroeger dan de park gate opend)  naar de bekende Duin 45 vertrekken om op tijd voor de zonsopgang op de rond 300 m hoge duin te staan. 

We hadden geen campsite vooraf geboekt – maar wel verwacht dat het erg druk zou zijn. We hebben dubbel geluk: het is vol geboekt maar we mogen op een van de vier zo genoemde “overflow” plekjes aan de rand iets buitenaf staan. Gelukkig, want het blijkt een van de rustigste plekjes van de hele campsite te zijn. We tellen alleen al acht van de”overlanders”. Dit zijn grote groepen van gemiddeld 20 reizenden in grote trucks, die in het algemeen niet geliefd zijn omdat ze veel lawaai  maken. 

We slaan ons camp snel op en rijden voor de sundowner nog snel naar de naast gelegen Elmi duin. Maar het beklimmen ervan is moeilijker dan we verwacht hadden – bij elke stap glijd het fijne zand weg en zo gaat het moeizaam naar de top om net op tijd de sunset te zien. 

Tuurlijk zijn we s’ochtends niet de enigen die vroeg het park inrijden. Duin 45 heet Duin 45 om dat ze 45 km van de gate af ligt. Deze beklimmen we haastig – in een lange rij met vele andere mensen. 

Maar boven aangekomen voel je je toch alleen in dit glooiende meer van orange duinen om ons heen. 


De laatste kilometer direkt naar Sossusvlei mag je alleen met een 4×4 of met een van de shuttles rijden omdat de zand zo diep is. 

De Laro is een van de weinigen die er zelf  naartoe rijd en diverse kerende bieden we hulp aan “self-drivers” met hun witte  Toyota’s die bij hun stoere poging in het diepe zand vast komen te zitten. We zijn met onze eigen Landi nu heerlijk flexibel en zoeken ons een mooie plek weg van de massa. We ontbijten en beklimmen de “Big Mama”, die iets verder van de hoofdattrakties ligt. 

Wauw. We genieten van het prachtige uitzicht, de warmte van het zand, de rust en de fascinatie die van deze zand duinen uit gaat. 


Urenlang stoeien we in het zachte zand voor we rennend en struikelend afdalen. Wat een lol. 


0 FacebookEmail

Het Namib-Naukluft National Park is met  50.000 km2 één van de grootste National Park’s van de wereld. Het Skeletton  Coast National Park reikt in het  noord westen langs de kuststreek van Namibië tot aan de kust stad Swakopmund. Swakopmond is een stad, voor touristen, een plek om verschillende aktiviteiten langs de kust of in de naastliggende duinen te ondernemen.
We zien veel sportvissers aan het strand. 



Het is sinds de koloniaaltijd nog steeds Duits, meer dan sommige steden in Duitsland zelf. 


Zo gaan we ook echte Schnitzel eten in een Duits  Brauhaus. Wij vinden de steden zelden mooi en Swakopmund is hierop geen uitzondering. Daarbij is het hier winter en de zeewind brengt ‘s nachts een koude mist mee waardoor het tot laat in de ochtemd fris blijft. Dus boodschappen doen, tanken, geld pinnen en wegwezen het binnenland in. 

De asfaltweg richting Walvis-Bay scheid de Atlantic Ocean van de hoge zandduinen. De woestijn loopt over in de Oceaan! 


Walvis-Bay is een van de belangrijkste maritime centra van de Atlantic en tegelijk een van de grootste vissershavens van Afrika. Maar het stelt verder niet veel voor en we rijden er snel door. 

In de loop van de rit verlaten we de woestijn. Het landschap gaat over in rotsige, kale kalksteen bergen van de Naukluft-Mountains. 

Verder in het zuid oosten begint de Namib-Desert met de wereldberoemde oranje duinen en de uitgewaaide  grote zoutvlakten. 

Beide gebieden zijn zo verlaten dat het eigenlijk  onmogelijk is hier te overleven. En toch is het enkele diersoorten gelukt zich over de jaren aan het droge klimaat en het weinige voedsel aan te passen en zo leven hier kudu’s, oryx , springbokken, impala’s, struisvogel’s en bergzebra’s. 

We blijven een dag in de Naukluft-Mountains. 

Met voldoende water in het rugzak pakken we een kleine uitgewezen trail die steel de berg op gaat.

11 kilometer voert de uitdagende Olive Trail eerst steil de berg op dan door een rotsige canyon langs hoge kalksteenwanden. 



Een deel moeten we langs een ketting aan een felswand klimmen. Prachtige een zeker geen zaaie wandeling! 

0 FacebookEmail

Lekker een potje voetballen aan het strand of lekker in de golven spelen is hier niet. Het water is koud, de lucht temperature rond tien graden en er is wind en mist. Raar – geen 15 km verder het land in is woestijn en zeker 38 graden in de schaduw.

Het komt omdat er hier een koude zeestroming , de Benguelastroming door stroomt. De natte lucht word meteen gebonden en condenseert voor dat het het land berreikt. Verder blijft het voor  de woestijn duinen van de Namib-woestijn hangen.  In de winter hangt hier de hele dag vochtige mist en in de zomer kun je zware zandstormen verwachten.

De koude stroming is de reden waarom zich in Cape Cross rond 250000 afrikaanse pelzrobben verzamelen.


Ze vinden hier optimale levensomstandigheden en genoeg vis. We trekken alle dikke en warme kleren uit onze kisten, die we bij ons hebben en genieten van de robben – in het water, op het strand, ruzie makend, slapend en over elkaar kruipend. De kleintjes zijn rond december geboren.

Maar nog steeds worden ze slachtoffer van jakhalzen of strandwolven die het strand naar zwakke dieren afzoeken.


Het is al snel beslist – na we bij de zeehondjes zijn uitgekeken gaan we hier zeker niet langer als nodig blijven. Het is koud en stinkt erg.

Boodschappen en de website eindelijk bijwerken en dan weer snel in het warme achterland.

De Matterhorn van Namibië ligt rond 150 km westelijk en we hoorden dat het het om rijden echt waard is. Het gaat snel op de goede asfaltstraat maar we voelen ook meteen dat de wielen van de Laro naar al het zware terreinrijden helemaal uit balans zijn.

Van ver kunnen we de Spitzkoppe al herkennen die als een vreemde berg midden in woestijnachtige landschap naar boven steekt.


De Community Campsite heeft een aantal  plekjes rond de voet van de berg tussen de rotsen die ver uit elkaar verdeeld liggen.


Vincent checkt toch liever nog de kogellagers van de voorwielen van de Laro die iets speling lijken te hebben.

We braaien ( afrikaans voor bbq en) tussen de rotsen. Het is bijna volle maan en de Spitzkoppe ligt in een prachtige sfeer door de maan verlicht voor ons tentje.

Het is een prachtige plek om de volgende ochtend nog voor de grote hitte een rondje hard te lopen. We beklimmen een van de rotsen naar een rock pool.

Jammer maar er zit geen water in – maar, zoals al gescheven: het heeft hier drie jaar lang niet geregent!!!

We breken op in richting Sossusvlei maar veranderen snel ons plan nadat we merken dat de wielen nog steeds erg wiebbelen. Terug in Swakopmond (brrr) vinden we een Landroverspecialist die nu probeerd het probleem op te lossen.

0 FacebookEmail

De Königstein, de top van Mt. Brandberg is met 2.573 m de hoogste berg van Namibië. 

Ook hier zijn steen graveringen (petroglyphen) gevonden waaronder het bekende beeld van de “White Lady”. Deze laten we aan ons voorbij gaan en we camperen bij de mooi gelegen White Lady Lodge, waar we de middag liever aan de pool luieren. 


Om naar de kust te rijden vragen we aan de lokalen of we door het Ugab rivierbed kunnen rijden. Onze kaart zegt dat het swamps = moeras moet zijn en het zwaar is om te rijden. Maar het is wel korter dan helemaal omrijden. 

De weg bestaat uit zandige rivierbedding,  grote gladde rotsen, uit gespoelde zoutige rotsige sporen en dicht begroeide wegen van riet.



Af en toe toch maar even onder de auto kijken of de veren nog op hung plek zitten. 


Om deze tijd van het jaar zouden hier de woestijn olifanten moeten zijn, waarvoor we ook meermalig gewaarschuwd zijn. De smallen paden laten het niet toe om om te keren om ze te ontwijken. Rustig blijven en wachten of zij zich een andere weg door het riet zoeken dus. 

We moeten verschillende keren weer achteruit en een andere weg zoeken omdat we anders in het modderige moeras terecht komen. Het risiko om hierin vast te komen zitten is te groot en de weg is zo smal dat het 2 meter hoge riet langs de auto schuurt.  Het probleem is niet alleen dat er nauwelijks mensen langskomen maar ook dat er naast olifanten ook desert  leeuwen leven. De voetsporen zien we wel hier en daar. 


Het werd al met al 4 uur durende 80 km weg tot we uitgeput bij het Rhino Camp aankomen. 

De Rhino Campsite is een van de plekken waar het Save the Rhino trust een base/locatie heeft. Het geld van de campers komt het foundation tegoed die zich ervoor inzet de laatste Black Rhino’s te beschermen. In de periode 1970 – 1980 is 95{826f189e666d5f36673a7257a17d487d2b02035bf60506587bf175ebb66be828} van het bestand door stropers uitgeroeit.  Ook door de inzet van deze foundation is het bestand weer op rond 3500 dieren gegroeid, waarvan het grootste deel in Namibië en andere in Zuid Afrika en Zimbabwe leeft.

De volgende morgen pakken we wel de “snelle” route naar de Skeleton Coast . 


s’Middags bereiken we het strand van Cape Cross.

0 FacebookEmail

Na een halve dag rust in Palmwag rijden we door naar Twijfelfontein. De weg door de Desolation Valley is stoffig en woestijnachtig. 


Ook is het een geliefd doel voor reizigers: Twijfelfontain stelt zelf niets voor – er is geen dorpje nog winkeltje te vinden. 

De naam heeft dit plekje van een boer, die destijds een kleine bron (fontain) had ontdekt. Hij bouwde hier zijn farm en hoopte of beter “twijfelde” of deze bron  genoeg water zou hebben om zijn land te bewerken. Hij moest zijn dromen snel opgeven en zijn land terug geven. 

In Twijfelfontain zijn de meeste goed behouden rock ingravings gevonden. Ze zijn meer dan 6.000 jaren oud en door jagers uit de jonge steentijd gemaakt. Ze laten vooral dieren en hun pootafdrukken zien en men denkt dat ze voor de opleiding zijn gebruikt. 


Rots tekeningen werden met struisvogelbloed op de rotswanden getekend.


Graveringen werden met stenen in de rotsen gekrast. 


Tussen hoge rotsen zijn ongeveer 2500 van deze graveringen gevonden en ook  jarenlang heeft zich een …. laag over de graveringen gelegt waardoor ze zo goed behouden zijn. En het regent hier nauwelijks – voor het laatst drie jaren geleden!!!

Het wapen van Twijfelfontain is een leeuw , een bokje in zijn bek, met menselijke eigenschappen zoals vijf tenen. 


De bekendste inscriptie is de Dansende Kudu. 


Het is erg indrukwekkend en we kunnen het echt aanbevelen dit plekje van geschiedenis te bezoeken. 

Het landschap om Twijfelfontain is bijzonder: overal liggen reusachtige ronde stenen. We vragen ons af wie ze zo heeft neergelegt en waarom ze niet omvallen ! 

Opniew pakken we een weg door een bijzondere landschap. 


Die hier groeienden “vlechten” lijkt  een grijs tapijt dat s’nacht’s bloeit. 



Ik lees dat ze half paddestoel half alg zijn, een fascinerende symbiose van twee organismen: de paddestoel kan het water uit de nachtelijke lucht opnemen en de alg zorgt voor de groei van deze vlecht. 

We klimmen naar boven aan het rand van de Doros Crater. De uitzicht is geweldig. 


Maar de Krater zelf moeten we zoeken en we hadden iets bijzonders verwacht. 

Bezweet breken we op in richting Mt.Brandberg. 

0 FacebookEmail

We komen weer in de richting van meer civilisatie maar daar hebben nog helemaal geen zin in. Weer veranderen we onze plannen, tanken in Sesfontain en rijden met een flinke omweg  naar Twijfelfontein. 


We kiezen opnieuw voor het 4wd trail langs de Hoanib rivierbedding, voorbij Elefant Song Village, dat verlaten is omdat olifanten het vernietigt hebben. Daar het niet helemaal droog is moeten we extra opletten om niet in een van de plassen vast komen te zitten. 


Olifanten stampen zo lang op de grond tot een gat ontstaat waar het grondwater instroomt.


Het duurt 2 1/2 dag tot we de 200 km lange slechte en nauwelijks bereden weg door de rode steen woestijn naar Palmwag hebben afgelegt. Hoe dit rare kale landschap ooit is onstaan is niet verklaarbar. 


Eén van de weinige planten die hier kan overleven is de “Welwitschia”. 


Het is “the strangest tree of the world”, groeit zo als alle droogde resistente planten erg traag (2mm/jaar) en produceert slechts  twee bladeren in hun leven. Er zijn Welwitschia’s die tot 6000 jaren oud kunnen zijn! 

De wegen zijn hobbelig en al de onderdelen van onze laro worden opnieuw op de proef gezet. 


We vinden het kale eenzame landschap weer erg mooi. Kris vraagt mij: “Waroom vindt je het zo mooi? Hier is toch niets!“. 

Bijzonder: hiervoor moesten we slechts éen keer permit betalen en mogen overal “legaal” wild camperen. 


Natuurlijk zoeken we ons weer prachtige overnachtingsplekjes.

0 FacebookEmail

We trekken door het kurkdroge Kakaoland, het land van de Himba’s. Het is ongelofelijk dat hier mensen kunnen leven. Veel komen we niet tegen en jammer dat we niets van hun ervaren en geen contact met hun hebben.

Het is prachtig om om Mount Himba Sphinx te rijden,

door het Khumib rivierbed om vervolgens via de droogstaande Hoarusib rivier naar Puros te rijden. 


Op onze Tracks4Afrika kaart staan veel 4wheel drive rivierbedding trails goed beschreven. 

Het is niet zo dat we de eersten zijn die hier rijden -sporen zijn er wel – maar zeker niet veel! In het regenseizoen kun je al deze wegen niet rijden. Hier in het noorden van Namibie was het een goed regenseizoen in tegenstelling tot het Damaraland (begint rond 100 km zuidwesterlijker), waar het al drie jaar niet heeft geregend. Wild Camperen is bijna overal toegestaan alleen niet in de rivierbeddingen: hoewel de meeste erg  droog zijn vinden we aan enkele plekjes toch een waterplas van een onderaardse waterbron. Vooral de zeldzame wilde en zeer mensschuwe Desert elephants zoeken deze plekken op om te drinken. Deze tijd van het jaar hebben ze jonkies en vinden ze ons niet echt grappig. De enige kans is dan rustig blijven en niet in hun weg blijven staan. 


Het zand in de rivierbedding is vaak dieper dan verwacht. En zo gaat het plotseling mis. Wat te onaandachtig rijden we zonder genoeg lucht uit de banden te laten de bedding in. We komen zo vast als een huis te zitten. 


Graven helpt niet, het is al bloedheet en tot overmaat van ramp is onze lierlijn 4 meter te kort om de boom aan de overkant te halen. 



Hét moment om de tip van Niels Stijger van Adventure King te proberen. 

Kris en Nick helpen één van de reservewielen 25 meter voor de auto diep in het zand te graven. De lier moet de Laro hiermee los kunnen trekken


Kirstin laat de banden van de auto extreem af.


Super tip van Niels. Na de tweede poging lukt het gelukkig. Het had zo maar een paar dagen kunnen duren voor er een auto voorbij was gekomen en een Himba op een ezeltje was zeker niet genoeg geweest. 

Puros is nog minder als we verwachten: een paar hutjes, een landingsbaan voor propellervliegtuigjes en een bar waar we een paar koude blikjes scoren. We hebben nog voor tweehonderd kilometer diesel in de tank en besluiten niet direkt naar Sesfontein te rijden maar een omweg via een extra rivierbedding te doen: de Ganamub cirkel via Elefant Song in richting Sesfontein. 


Het landschap veranderd weer snel en we stoppen bij een kleine rots met de naam: Leopard rock, die in het midden van een grote vlakte ligt.


In de avondzon ziet het droge gras er goudgeel uit. Hmmm, mooi.

0 FacebookEmail

Het is nog vroeg nadat we de Van Zyl’s Pass zijn gepasseerd. Nog vol van de avontuurlijke  route en trots op auto en bestuurder rijden we verder op een zandige klein pad richting noorden bij de Marienfluss junction. Samen met de Haartmanns junction is dit één van de meest afgelegen gebieden in Namibie  en word het ook de mensvijandigtse, droogste wilderness van Afrika genoemd. De droge Marienfluss slingert door geweldige gele gras- en steppenplains omringt door rode rotsen en bergen. 

Tussen struisvogels en bokjes en met een geweldige blik op de Nangolo Flats stoppen we voor lunch en genieten de rust na de afgelegde ruige passroute.


Net na de middag bereiken we ons Camp opnieuw liggend aan het Cunene, de grensrivier met Angola. Hier is verder niets, alleen maar rust en een adembenemende mooie natuur: pure luxe voor ons! 


Als de grootste hitte voorbij is gaan we een rondje hardlopen 


en zoeken ons dan een mooie sundowner plek met  uitzicht op de rivier. 


Omdat we het hier erg mooi vinden stippelen we nog meer van deze ruige 4×4 tracks in onze route uit.  Vroeg vertrekken we, stoppen elke keer weer om van deze mensenloze en schijnbaar grenzeloze vlakten te genieten. 


Water hebben we in dit droge gebied genoeg bij ons omdat we gewoon ook het rivierwater kunnen filteren maar diesel is er niet te krijgen. En hoewel we voor 1.100 km diesel bij ons hebben is het net niet genoeg om ook nog naar de westelijke  Hartmann’ s junction te rijden. Jammer. 

200 km vlakten en de Rooidrom Pass liggen voor ons. We raken langzaam verslaafd aan deze eenzame maar uitdagende 4×4 trails die door weinig mensen worden bereden. Aan motorpech denk je hier liever niet. 
Zo komen we de hele dag ook alleen éen man op zijn ezel tegen met  we onze lunch delen. 


De Rooidrom Pass is lang niet zo lang als de Van Zyl’s Pass maar ook rotsig, steil en uitdagend. Het dal van Marienfluss lag op 300 meter en de bergen na het Rooidrom Pass op rond 1000 m.


Een rode, zandige en rotsige woenstijnachtig landschap ligt voor ons.
Hier en daar zien we verlaten hutjes van de Himba nomaden die tijdens de droge periode van het jaar met hun vee verder op zoek naar water zijn getrokken. 


Wilde giraffen, gemsbokken en zebra’s lopen door de droge rivierbedding.  

Eigenlijk was het reisdoel vandaag het dorpje Puros – maar is er éen reden om niet hier te overnachten?  

1 FacebookEmail